Jaren geleden zag ik een documentaire op televisie over mensen die niets wilden kopen. Nu zouden we dat misschien positief vinden, maar in de documentaire viel nog wel eens het woord ‘vrekken’. Een woord dat we nu nauwelijks nog gebruiken. Een woord met een negatieve bijsmaak.
Nu vinden we mensen die weinig willen kopen misschien niet zo bijzonder, of zelfs milieubewust en lekker bezig. Destijds lag dat anders en was het voornamelijk vreemd en curieus. Als ik me niet vergis werd de documentaire zelfs uitgezonden door de VPRO. Zelfs de hipste en meest woke omroep van het land vond het onderwerp ‘vrekken’ blijkbaar een documentaire waard.
Nu moet gezegd dat de mensen in de film ook wel redelijk extreem waren. Over duurzaamheid of milieu werd niet of nauwelijks gesproken. Daar ging het niet om. Nee, het waren mensen die zich niet voor konden stellen dat je geld uitgaf. Ik herinner me een jongen die vol afgrijzen vertelde dat er mensen zijn die meer dan honderd gulden uitgeven aan een bankstel. Onbegrijpelijk vond hij. Alsof een bank van een paar honderd gulden beter zit dan een bank van een tientje!
De mensen in de film gebruikten ook niet meer dan strikt noodzakelijk. Eén kip in de week. Een ander kocht duivenvoer, kookte dat grondig en kon daarmee in zijn dagelijkse behoefte voorzien. Voor 10 cent per dag had hij een dagelijkse maaltijd. Veel meer dan 3000 gulden per jaar had een hoofdpersoon niet nodig om van te leven. Ook al reken je de inflatie mee, dan nóg is dat een prestatie van formaat.

Film ‘Vrekken’
Nou gaat me deze zuinigheid – dat klinkt al veel vriendelijker- wat ver, maar ik herken wel iets van het gemak waarmee je met minder spullen toekomt. Stelregel één hierbij is dat wat er niet is, je ook niet kunt consumeren. Dat werkt bij mij heel erg goed. Als er geen koekjes zijn, heb ik er geen behoefte aan. Maar zet een volle koektrommel voor mijn neus, en dikke kans dat ie een uur later halfleeg is. Je moet nou eenmaal nooit de kat op het spek binden.
De Italiaan Federico Savini, hoogleraar ruimtelijke planning aan de universiteit van Amsterdam, vindt ook dat we nog op allerlei gebied mensen tot minder consumptief gedrag kunnen overhalen. In zijn vakgebied wordt daar zijns inziens veel te weinig mee gespeeld. Mensen gaan niet vanzelf consuminderen. Als de stad is volgeplempt met winkels of shopping malls gaan mensen winkelen. Als we meer theaters bouwen gaan mensen meer naar het theater. Simple as that. Het hangt er dus maar net vanaf welke sóórt spek je op de kat bindt.
We moeten dus worden uitgedaagd, genudged om het in goed Nederlands te zeggen, om minder te consumeren.
Een mooi idee, de ruimtelijke inrichting van een stad zodanig organiseren dat het tot minder consumptiegedrag leidt. Maar halleluja, dat duurt nog wel even! Voor we dat allemaal voor elkaar hebben lig ik allang in de kist.
Deze week zag ik in de krant een veel makkelijker te realiseren idee om je consumptiepatroon te dimmen. Hanneke Chin-A-Fo gaf ons in een groot artikel inzicht in haar persoonlijke consumptiepatroon. Ze dacht dat ze weinig spullen kocht, en ver onder het landelijk gemiddelde zou zitten. Maar dat bleek reuze tegen te vallen.
Om goed bij te houden wat ze kocht maakte ze van al haar gekochte spullen een jaar lang foto’s en hield nauwgezet een lijst bij van de gekochte spullen. Ze kwam hierbij tot verbluffende inzichten. Zo zag ze dat ze last had van het reboundeffect: als je even weinig spullen koopt of te gek ecovriendelijk bezig bent, is de verleiding groot om jezelf daarna te belonen met extra aankopen: nou mag ik ook wel eens iets.
Bovendien bleek dat een nieuw plan, of een nieuwe aankoop onmiddellijk nog méér aankopen tot gevolg had. Het op zichzelf verstandige besluit om vaker te gaan sporten, leidt vrijwel meteen tot de aankoop van nieuwe sportkleding, sportschoenen, sporttas en bidon. Zo komen we natuurlijk geen steek verder.
Hanneke Chin-A-Fo kreeg een onthutsend inzicht in zichzelf. Na een jaar had ze 198 keer ‘spullen’ gekocht, meer dan eens per twee dagen. En spullen zijn dan: broeken maat 36, taartbordje, pennen, waterkoker, acrylverf, leesbril, Donald Duckboek, kaars, geodriehoek, vouwgordijn, T-shirts maat 164, twee placemats, laurierboompje, voetbalkousen, drie glazen,
enzovoort.
Enigszins beschaamd zegt Hanneke Chin -A-Fo dat er soms op één foto elf pennen of drie paar sokken stonden. Dat telt allemaal samen dus voor één. Kan je nagaan!
Terwijl ze dacht dat ze lekker bezig was, bleek uiteindelijk dat ze met haar kooppatroon op het gemiddelde zat. Niks duurzaam of milieubewust, gewoon gemiddeld. Een flinke afknapper.
Na het lezen van het artikel besloot ik de proef op de som te nemen, en iets dergelijks ook zélf te gaan doen. Niet precies hetzelfde, maar wel zoiets.
Nou heb ik een hekel aan apps die mij vertellen hoeveel stappen ik moet zetten, of hoeveel uur ik nog moet slapen. Ik heb weleens van twee vriendinnen van ons gehoord dat ze bijhielden hoeveel de ander die dag had gelopen. Dat schijnt dus ook al te kunnen. Als vriendin D. om elf uur ’s avonds zag dat H. meer had gelopen dan zij, ging ze nog snel even een blokje om, om de achterstand in te halen. Ja hoor eens, zo werk je alleen maar afgunst en minderwaardigheidscomplexen in de hand.
Maar om terug te komen op mijn eigen experiment: ik ontdekte iets bijzonders op de app van mijn bank. Daar blijkt een voetafdrukmeter op te zitten. Nooit geweten. Maar wat leerde mij dat? Juist, tussen 24 februari en 23 maart bijvoorbeeld, had ik voor:
-boodschappen & huishouden een CO2e (CO2 equivalent) van 178 kilogram
-voor vaste lasten was dat 34 kilogram
-voor vrije tijd 38 kilogram
-voor restaurants en bars 2 kilogram
-voor vervoer 78 kilogram
-voor winkelen 272 kilogram
-en voor overig 26 kilogram
In totaal 628 kilogram CO2 equivalent. Wow, ruim minder dan de 1145 kilogram van de gemiddelde Nederlander! Nou ja, de bank zet er wel bij dat het een schatting is. Ze kijken naar de uitstoot per categorie, want ze weten natuurlijk niet precies wat de uitstoot is van de exacte producten die ik in mijn boodschappenmandje stop. Maar volgens mij kom ik dan nog zelfs iets beter uit. En voordat je denkt dat ik mezelf op de borst klop: natuurlijk verbruikt mijn vrouw ook CO2e’s en koopt zij ook spullen die ik gebruik, maar hé, dat werkt natuurlijk twee kanten uit.
Nou rijst de vraag of dit allemaal wel eerlijk is, want misschien ben ik wel onbewust minder gaan kopen omdát ik de CO2e bij ging houden. Kan zijn, maar wat zou het? De CO2-meter nudged me in ieder geval wél in de goede richting. Ik weet niet of alle banken zo’n CO2e-meter hebben, maar voor mij werkt het. En omdat ik van wedstrijdjes hou ga ik natuurlijk kijken of ik volgende maand dit record weer kan verbeteren. Meten is weten! En zo meten we ons naar een duurzamer leven. Iedereen blij.
Overigens is het natuurlijk wel schandalig dat die banken alles van je weten. Ze weten zelfs nog beter dan ikzelf hoe duurzaam ik leef. Als dat geen inbreuk op je privacy is dan weet ik het niet meer.
Maar ach, dat is weer een heel ander verhaal.
Bron:
Vrekken, Hans Heijnen, VPRO 1999,
Federico Savini, Cities beyond the market economy, Routledge, 2022
NRC 2-3-2025
Lees over de over de elektrische roadtrip door het Waddengebied van Maartje Bregman en Tessel Zandstra. Wie weet inspireert je het! Vind het artikel hier.