Soms lijkt het wel alsof alles, ogenschijnlijk uit het niets, opeens samenvalt. Onlangs kwam dat gevoel in alle hevigheid bij me naar boven.
Het begon allemaal vrij onschuldig met een appje van mijn dochter. “Moet je nou eens kijken,” had ze halfvrolijk, maar ook half verbaasd boven het screenshot van haar computer gezet, dat ze me stuurde. Ze werkt in een universitair ziekenhuis, en al het medisch personeel ontving een oekaze van de directie: vanaf nu kreeg het medisch personeel geen toestemming meer om de Verenigde Staten te bezoeken voor congressen of wetenschappelijke bijeenkomsten.
Ook werd het ontraden om computers met wetenschappelijke data mee te nemen naar de VS. Gezien het onvoorspelbare wetenschapsbeleid in de Verenigde Staten zag de directie zich genoodzaakt deze maatregel te nemen. Bovendien werd er een bijeenkomst voor medisch personeel gepland waarin wordt ingegaan op zaken als academische vrijheid, toegang tot databestanden en hoe samen te werken met publieke en private partners. Einde bericht.
Nou ja, wie had dat kunnen denken? Dat wetenschappers ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek geen researchdata meer kunnen delen met universiteiten in de VS. In het universitair ziekenhuis van mijn dochter zijn de consequenties hiervan niet te overzien, omdat er nogal wat samenwerkingsprojecten zijn met onderzoekscentra in de Verenigde Staten. Maar goed, ik moet toegeven dat ook ik schaapachtig naar het appje keek en dacht: ‘de wereld is gek geworden’.
Een tweede dolkstoot kreeg ik een dag later. Terwijl we in de hitte tussen twee sets zaten uit te puffen, vertelde ik het verhaal van mijn dochter aan mijn tennispartner, een bevriende hoogleraar. ‘O, dat is gesneden koek in de VS,’ zei hij. ‘Het is daar gewoon een kaalslag. Ik heb ontzettend veel collega’s die van de ene op de andere dag hun hele instituut in rook zien opgaan, omdat in onderzoeksaanvragen het woord climate, race of gender stond.’
Hij vertelde me een verhaal dat me zo mogelijk nog treuriger stemde. Hij was al jaren bevriend met een hoogleraar in Texas. Diens vrouw kon het allemaal niet meer aanzien en wilde in het weekend meedoen aan een grote protestdemonstratie tegen de kaalslag van wetenschap & democratie. Nou, dat leidde tot heel wat discussie tussen de twee. Schoorvoetend vroeg de Texaanse hoogleraar aan zijn vrouw of dat wel zo verstandig was: als zij gezien zou worden bij de demonstratie, zou dat wel eens gevolgen kunnen hebben voor zijn instituut.
Je begrijpt, dat werd eindeloos heen-en-weer gepraat, en de termen idealisme en realisme gingen vlot over tafel. Uiteindelijk kwamen de twee tot een compromis, zei mijn tennisvriend: de vrouw is gaan demonstreren, maar ze deed dit met een masker op, zodat ze niet herkend kon worden. Toen we even later opstonden om aan een nieuwe set te beginnen, overviel me een lichte misselijkheid: zo ver is het dus gekomen, dat je in het land van the brave and the free met een masker op moet demonstreren.
En toen was er opeens ook mooi nieuws. Twee briljante vrouwen ontvingen de Spinozapremie, een erkenning voor grote verdiensten in baanbrekend onderzoek, gelukkig ook vergezeld van een potje met geld voor verder onderzoek. Hoogleraar Ingrid Robeyns doet al jaren onderzoek naar vermogensongelijkheid. Ze heeft het woord ‘limitarisme’ gemunt, waarbij ervan wordt uitgegaan dat er een persoonlijk maximumvermogen is van tien miljoen euro. Daarboven gaat sowieso al het vermogen naar de belasting. Ze heeft overtuigend uitgezocht, op basis van ongehoord veel data, dat de plek waar je wieg heeft gestaan, het inkomensniveau van de ouders, de maatschappelijke achtergrond en niet te vergeten geluk, oneindig veel meer invloed heeft op iemands vermogen dan persoonlijke kwaliteiten. Het blijkt dat een groot vermogen van de ouders vele generaties later nog steeds van invloed is op het vermogen van de nazaten.
Nou ja, omdat ik het niet kan laten. Hieronder een link naar de Bezos-ometer! Daarmee kun je berekenen hoe lang iemand als Jeff Bezos erover doet om jouw jaarsalaris bij elkaar te harken, want verdienen kun je het eigenlijk niet noemen. En ik verzeker je, dat is nog veel sneller dan je je in je stoutste dromen had kunnen voorstellen. Dat vermogen zal zeker nog ettelijke generaties onder zijn nazaten van invloed zijn. Klik het maar even aan, want het is té leuk. (Of te erg, het is maar hoe je het bekijkt.)
Klik hier om erachter te komen.
Naast Ingrid Robeyns ontving ook Ilse Aben de Spinozapremie. Zij is hoogleraar aan de VU en kreeg haar prijs voor de uitvinding van de Tropomi. “Ja, dat deed ik samen met een heel team,” zegt zo’n hoogleraar er dan altijd bij, maar Ilse Aben was toch in ieder geval het boegbeeld van het project. Tropomi, wat is dat nu weer? Tropomi is een geavanceerd meetinstrument in satellieten dat methaangassen en koolmonoxide vanuit de ruimte snel kan opsporen. Methaan ontsnapt bijvoorbeeld op vuilnisbelten of bij fabrieken. Dankzij Tropomi kunnen we deze broeikasgassen snel onschadelijk maken.
Tropomi meet nu elke dag de hele aarde – je hoort het goed, de héle aarde- en vindt dagelijks lekken, overal ter wereld, bij olie- en gasinstallaties. Holy moly, hoe vet is dat? Dat je iets bedenkt dat gewoon heel concreet het klimaat verbetert! Ilse Aben doet het. En terwijl ik zo opgetogen was over deze twee geniale wetenschappers, schoot het door mijn hoofd dat zij allebei, met hun onderzoek naar inkomensongelijkheid en klimaat, aan de andere kant van de oceaan nu waarschijnlijk hun baan zouden verliezen, omdat hun werk te woke en te klimaat gerelateerd is. Stel je voor: einde wetenschap voor Ingrid Robeyns en Ilse Aben.
In diezelfde week kwamen mijn onheilspellende gedachten nog een keer samen in een ingezonden brief in de Volkskrant van de Amerikaans-Nederlandse fysicus Christopher Tunnell. Hij vertelt hoe op een middag een twintigjarige snotaap van Musks’ DOGE (Department of Gouvernment Efficiency) op zijn instituut kwam, eerst lachend vertelde dat hij op de middelbare school een onvoldoende had voor natuurkunde, om vervolgens het instituut, dat onderzoek deed naar medische technologieën, de nek om te draaien. Tunnell zei dat niemand in het geweer kwam.
Bang om op te vallen, bang dat je de volgende bent, bang dat kritiek op de gang van zaken onmiddellijk het einde van je onderzoek of van je faculteit betekent. Hij zag de zelfcensuur overal om zich heen. Het ergste dat je kunt bedenken. Wetenschap bestaat bij de gratie van openheid, bij het delen van inzichten. Tunnell waarschuwde in de open brief zijn vakgenoten in Nederland: spreek je uit, denk niet dat het hier niet kan gebeuren, want voor je het weet is er geen weg meer terug. Bescherm je instituten, voegde hij er nog aan toe.
Precies: willen we de wereld vooruithelpen, ziektes bestrijden, armoede terugdringen, biodiversiteit herstellen, klimaatverandering tegengaan, dan moeten we onze instituten beschermen. De befaamde historicus Timothy Snyder heeft een geweldig pamflet geschreven met daarin twintig adviezen om een opkomende dictatuur te bestrijden. Ik heb het even in dat boekje voor jullie opgezocht.
Advies nummer 2: Verdedig instellingen.
Het zijn instellingen die ons helpen om fatsoen te behouden. Ze hebben ook onze hulp nodig. Spreek niet over ‘onze instellingen’ tenzij je ze je eigen maakt door namens hen te handelen. Instellingen beschermen zichzelf niet. Ze vallen één voor één, tenzij elke instelling vanaf het begin wordt verdedigd. Kies daarom een instelling waar je om geeft – een rechtbank, een krant, een wet, een vakbond – en kies haar kant.
En zo is het maar net, zou ik daar nog aan willen toevoegen.
Doe het! Nu het nog kan.
Bron: On Tyranny, twenty lessons from the twentieth century, Penguin Random House, 2017
De Volkskrant, 26-6-2025
NRC, 28-6-2025
Neem een duik in het diepe en ontdek wat er wel goed gaat. Bestel het nummer hier!