Stellers Zeekoe

Column #62 Wim Schepens: Stellers Zeekoe

Onlangs was ik een paar dagen in Étretat in Normandié. Wat ze ook beweren, voor mij is dit een van de mooiste kusten die er bestaan. Het is inderdaad behoorlijk toeristisch, maar als ik er zelf van geniet, hoe kan ik dat plezier dan anderen misgunnen? Op het fotootje dat ik daar maakte, zie je dat ik geen woord te veel heb gezegd.

Étretat in Normandié

En natuurlijk was ik daar ook om naar fossieltjes te zoeken. Die krijtrotsen zijn immers opgebouwd uit kalkskeletjes van algen en resten van kleine zeeorganismen, miljoenen jaren oud. En wat een toeval -hoewel het in Étretat misschien niet eens zo’n groot toeval is- vond ik in  het huisje waar we verbleven een boekje over George Cuvier. Let op die naam. Cuvier  (1799-1832) was een bioloog die begin negentiende eeuw die vreemde krijtrotsen in Étretat ging onderzoeken. 

Denk je eens in: in die tijd had niemand er ooit aan gedacht dat soorten konden uitsterven. Men brak zich het hoofd over al die rare vormen in het kalk. Was dat een merkwaardige steenvorm, of waren het beestjes die door God in steen waren veranderd?

Moet je eens voorstellen: tot die tijd was nog niemand op de gedachte gekomen dat er vroeger andere dieren en planten leefden die nu zijn uitgestorven. En dat ook de planten en beesten (en mensen) die nu leven, ooit weer zullen uitsterven. Tot dan dacht de mens dat de wereld altijd zo was geweest zoals hij hem voor zich zag, en dat dat ook altijd zo zou blijven. 

Zo niet Cuvier. Hij was de eerste die op de geniale gedachte kwam dat die vreemde fossielen eigenlijk dieren waren die nu niet meer bestaan. Weliswaar had hij de curieuze opvatting dat God rampen over de wereld zond, die in één klap álle leven lieten uitsterven, om vervolgens nieuw leven te scheppen dat Hij daarna weer om zeep hielp om opnieuw nieuwe soorten te creëren, enzovoort. Maar het inzicht dat soorten kunnen verdwijnen komt dus echt van Cuvier. Een paradigmashift, zouden we nu zeggen.

In datzelfde vakantiehuisje las ik een waanzinnig verhaal over een achttiende-eeuwse expeditie onder leiding van de Duitse geleerde Georg Wilhelm Steller (1709-1746). Op de Beringeilanden in de poolzee ontdekte hij een vreemdsoortige zeekoe. Geweldig beest. Kortom, al snel na Steller kwamen nieuwsgierige jagers een kijkje nemen naar de bijzondere zeekoe, met als gevolg dat de zeekoe door de vrolijke jachtpartijen vijfentwintig jaar na zijn ontdekking in 1741 door de mens al weer was uitgeroeid. Ja, nogal logisch: mensen hadden toen nog helemaal niet het besef dat soorten konden uitsterven, dat ze echt in staat waren om de pas ontdekte zeekoe voor eens en voor altijd uit de wereld te helpen. Cuvier was toen nog niet eens geboren. Dat een beetje knallen voor het plezier zulke verstrekkende gevolgen kon hebben, daarvan hadden de jagers geen benul.

En toen ging bij mij een lampje branden: we hebben nog steeds niet het besef dat we soorten kunnen uitroeien. De gedachte dat de mens in staat is om alle bijen en vlinders binnen vijftig jaar uit Nederland te laten verdwijnen, dat wil er bij ons niet in. Dat kan ons brein niet bevatten. Sterker nog, we zijn ons niet bewust van de enorme impact die we kunnen hebben op de natuur. Die gedachte past gewoon nog niet in ons denkraam. Daar moeten we nog aan wennen. Daarvoor is tweehonderd jaar te kort. En dat gaat zo nog steeds maar door. 

De uitvinding van de verbrandingsmotor: hartstikke mooi ding. Het bracht ons de auto en het vliegtuig. Maar die uitvinding zorgt nu voor enorme problemen en, als we niet oppassen, tot een onleefbare wereld. Dat konden we toen de verbrandingsmotor werd uitgevonden nog niet overzien. 

Of CFK’s: geweldig voor in de spuitbussen, totdat we onze eigen beschermende ozonlaag ermee vernietigde. Dat was natuurlijk nooit voorzien.  

Of PFAS: Prachtspul. Maar nu, tientallen jaren later, zijn de kippeneieren niet meer te eten en zit de garnalenvisserij door datzelfde PFAS zwaar in de problemen. Om over ernstige ziektes nog maar te zwijgen. 

We kennen nog maar half de consequenties van onze eigen uitvindingen, die op het eerste gezicht zo praktisch lijken, maar ons tientallen jaren later in de problemen brengen. We onderschatten keer op keer onze eigen invloed, en we komen er keer op keer te laat achter dat die invloed ontzettend groot is.

En we zijn er nog lang niet. Onlangs waarschuwde de directeur van de Europese ruimtevaartorganisatie ESA ons voor het gevaar van ruimtepuin. Er komt steeds meer ruimtepuin in de atmosfeer – vaak kleine deeltjes die daar lang kunnen blijven hangen. Dat ruimtepuin bestaat onder ander uit aluminiumoxide en stikstofmonoxide. En jawel, dat tast de ozonlaag aan. Ook al zo’n probleem waaraan niemand had gedacht toen de eerste satellieten de lucht in werden geschoten. Inmiddels zijn we tienduizenden satellieten verder. Gaat dus wél een probleem worden. En zo hebben we weer eens onze eigen impact onderschat.

Als je een beetje oplet, dan zie je die onderschatting van onze eigen vernietigingskracht overal om je heen. De Argentijnse bioloog Pablo Borboroglu doet onderzoek naar Pinguïns. Door het leegvissen van de zeeën, vervuiling en niet te vergeten hittegolven dreigt hun populatie steeds meer te verkleinen. Ze komen nu al dicht in de buurt van Zuid-Amerikaanse gebieden waar zomers hevige bosbranden uitbreken. En je hart breekt als je het hoort: de pinguïns kennen geen vuur. Ze zien het niet als gevaar. Ze laten zich dus zonder slag of stoot door de vlammen wegvagen. Ook hier leiden de zegeningen van de vooruitgang tot de teloorgang van de natuur: we zijn ons er te laat van bewust dat ons handelen invloed heeft op het milieu. Een ezel stoot zich geen twee keer aan dezelfde steen, maar een mens heeft daar kennelijk geen moeite mee.

Gelukkig: Pablo Boboroglu, de pinguïnonderzoeker, zag ook nog iets moois. Een sprankje hoop. Op de Falklandeilanden zag hij hoe een rotsspringer en een macaronipinguïn nakomelingen kregen. De twee pinguïns zullen gedacht hebben: als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan. En zo ontstaat, onder druk van de omstandigheden, een nieuwe pinguïnsoort. Evolutie in sneltreinvaart bij de Falklandpinguïns.

Inderdaad, de natuur is ontzettend veerkrachtig, maar het wordt tijd dat we die veerkracht wat minder op de proef gaan stellen met ons eigen ondoordachte ingrijpen.

Bron: Jelle Reumer, De reuzensalamander, een geschiedenis van de paleontologie, 2024, Lias Uitgeverij,  Lida Turpeinen, Levende wezens, 2025, Singel Uitgeverijen, NRC 20-4 en 25-4

Winkelwagen
Scroll naar boven