THEORETISCH TENNIS

Column #66 Wim Schepens: THEORETISCH TENNIS

Wij zaten op voetbal. 

Tennis was in mijn schooltijd nog een elitesport voor softies. Als ik vroeger samen met mijn voetbalvriendjes naar onze club fietste, kwamen we altijd langs de plaatselijk ’Lawn Tennis Club.’  Dat was volgens ons een belachelijke naam. 

De tennisspelers keken gestoord en geïrriteerd op als we joelend voorbijfietsten. Geen wonder dat wij vonden dat die tennissers het hoog in de bol hadden. Stelletje kakkers.

Bovendien zagen die tennissers er altijd houterig uit. Ballen missen, slappe services… Zo moeilijk kon dat tennis toch niet zijn? vonden wij voetballers.

Jaren later, toen de voetbalknieën gingen opspelen, begon ik met tennis. En verhip, dat viel ontzettend tegen. Op televisie zag het er allemaal zo makkelijk uit, maar al snel kwam ik erachter dat ik op de tennisbaan ongeveer dezelfde stijve sulligheid ten toon spreidde als de tennisspelers die we jaren geleden voor houterige krukken uitmaakten. 

En niet alleen werd mijn bewondering voor echte tennisspelers groter -wat een souplesse, wat een kracht, wat een snelheid- ook genoot ik zelf ontzettend veel van dat spelletje, waar ik in mijn jeugd zoveel dedain voor had.

En de tijden gaan snel. Een paar jaar geleden heb ik een zomer lang enkele uren per week als assistent-tennisleraar meegedraaid. Ja, ik heb in de jaren wel enige vorderingen gemaakt. Tijdens die lessen ontmoette ik de vreemdste tennisspeler die ik ooit ben tegengekomen. 

Het was een aardige, lange, Portugese expat. Hij wist alles van tennis. Hij kende alle technieken, alle racketgrips, hij wist alles van tactiek en kon van alle wereldspelers hun speelwijze uitleggen. Hij vertelde me dat hij al twintig jaar lang alles wat er over tennis te lezen en te bekijken viel, had gevolgd.

Theoretisch was hij zeer onderlegd, zei hij. Alleen, zo vertelde hij me ook, had hij nog nooit zélf getennist. Ja, hij herinnerde zich dat hij jaren geleden een keer op een middag met een vriendje een paar ballen tegen een muurtje had geslagen, dat was alles.

Maar, zo zei hij, dat mocht de pret niet drukken, want hij zou het snel leren. Het was tenslotte alleen nog maar een kwestie van zijn theoretische kennis in de praktijk brengen.

En hoewel hij me bij elke slag kon vertellen wat hij fout deed, leek zijn tennis natuurlijk nergens naar. Over ballen heenslaan, te dichtbij of te ver van de bal staan, niet indraaien, kortom: geen enkel gevoel voor het spel. Logisch: theorie is niet voldoende. Alleen door te spelen word je beter en krijg je inzicht en plezier in het spel.

Deze theoreticus onder de tennisspelers kwam over de volle breedte in mijn gedachten bovendrijven tijdens het lezen van het boek “Prehistory, the making of the human mind”, van de Britse archeoloog Colin Renfrew. 

Hij betoogt dat we lichaam en geest nog veel te veel als gescheiden zien. De geest ontwikkelt zich pas echt, als we iets maken, ons committeren en als we iets ondergaan. Misschien kunnen je hersens wel begrijpen hoe je een mooi schilderij zou kunnen maken, of hoe je moet pottenbakken; je leert het pas door het te doen. En door te gaan pottenbakken, sla je de kennis die je met je handen opdoet weer in je hersens op. Renfrew noemt dit ‘material engagement’. Elke kennis ontstaat dan wel in de hersens, maar die kennis kan alleen tot uiting komen door echte ervaringen in de praktijk, zegt Renfrew.

Daar zal mijn Portugese tennis leerling van opkijken!

De moderne mens bestaat zo’n driehonderdduizend jaar, maar pas sinds zo’n 7000 jaar geleden  de eerste metalen werktuigen in gebruik kwamen, en de mens ging creëren, kwam de ontwikkeling en de kennis van Homo sapiens in een sneltreinvaart op gang. Lichaam en geest zijn, zoals gezegd, nou eenmaal niet te scheiden. 

En volgens Renfrew onderscheidt een mens zich van een dier omdat zijn kennis niet alleen op  instinct is gebaseerd -zoals vogels die hun nest bouwen- maar omdat hij aan dit instinct keuze en besluitvorming kan toevoegen. Misschien is het bijvoorbeeld een menselijk instinct om te willen bewegen, maar de één kiest voor voetbal, en een ander besluit te gaan tennissen of wandelen. Een vogel gaat instinctief vliegen of hippen, maar het is voor de vogel onmogelijk om te besluiten om te gaan voetballen. Die keuzemogelijkheid heeft een vogel niet.

En nu ik er zo over nadenk, zie ik overal om me heen -en niet in de laatste plaats bij mezelf- hoe juist je engagement van grote invloed is op je kennis, beleving en je ontwikkeling. Door te voelen, te doen, ergens deelgenoot van te zijn, niet alleen te bekijken maar door zelf te creëren, ontstaan een dieper inzicht en grotere betrokkenheid.

Je kunt wel een geweldige maaltijd naar binnen werken in een sterrenrestaurant, maar de echte waardering voor de ingrediënten en zuivere producten krijg je pas als je zelf je best doet om een bijzondere maaltijd te bereiden.

En natuurlijk hield ik ook wel van de natuur, en was ik me bewust van het belang ervan toen ik nog in de stad woonde, maar nu ik bijna dagelijks even door het bos loop, komt de rust, de gezonde atmosfeer en de schoonheid ervan toch nadrukkelijker bij me binnen dan toen ik nog in de Kinkerstraat woonde.

Ik ervaar het ook in de tuin. Sinds ik een tuin heb, en er dientengevolge vaak in rondscharrel, ervaar ik veel meer het samenspel tussen planten en insecten, de seizoenen met verschillende soorten vegetatie, en droogte en regenbuien die je planten binnen een paar uur letterlijk kunnen laten verdorren of opbloeien. Die ‘material engagement’ versterkt de beleving maar ook je kennis.

Logisch: practice makes perfect, en plezier en inzicht ontstaan pas als je je ergens aan overgeeft. En misschien is dat het wel wat we missen: dompel je onder, onderzoek, bewonder en verwonder je. Doe mee, en spreek je uit. Alleen door je te engageren komen we tot verdieping en komen we verder. 

Ja, misschien preek ik hier wel een beetje voor eigen parochie, want de lezers van Happy Times Media zijn natuurlijk al allemaal ontzettend engaged. Maar het kan geen kwaad om nogmaals te onderstrepen dat aan de zijkant blijven staan ons niets verder helpt.  De geest is nou eenmaal niet gescheiden van het lichaam, zoals Renfrew zegt.

Als je echt iets van natuur en milieu wit begrijpen, moet je er moeite voor doen. Dus niet alleen een mening vormen op basis van nieuwsfeeds of de krant, maar je ook in de natuur begeven, iets doen en actie ondernemen. Dan moet je je dus engageren en niet vanaf de zijkant toekijken. Het klinkt een tikkie soft, maar het is daarmee niet minder waar. Vanaf de zijlijn ziet zo’n partijtje tennis er makkelijk uit. Maar pas als je het spel echt speelt, begin je het te begrijpen. 

Bron: Colin Renfrew, Prehistory, The making of the Human Mind, 2007, Phoenix books

Winkelwagen
Scroll naar boven